Vesting Muiden
Muiden had vroeger een strategische ligging, aan de monding van de rivier de Vecht in de Zuiderzee.
De stad was omgeven door moerassen en verdediging van de toegang tot de Vecht volstond aanvankelijk.
Het oudste verdedigingswerk was het Muiderslot, vanaf eind 13e eeuw.
Door ontginning van het omliggende moeras en de aanleg van dijken moest ook de toegang over land worden beveiligd.
Vanaf begin 15e eeuw was Muiden dan ook een vestigstadje.
Na de inname van Muiden en het verwoesten van het Muiderslot door hertog Karel van Gelre in 1508 werden de verdedigingswerken uitgebreid met o.a. vestinggrachten.
In 1577 werd door de Staten van Holland besloten tot verbetering van de verdedigingswerken.
In 1589 onstond het idee van een waterlinie, waarva de uitvoering rond ca 1630 startte onder het bewind van prins Frederik Hendrik.
De eerste inundatie vond plaats op 8 juni 1672 tot in 1673 tegen de oprukkende legers van Lodewijk XIV.
En met succes!
Plannen voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie van C.R.T. Krayenhoff werden uitgevoerd vanaf 1816.
De bouw in Muiden vond later plaats, van 1840-1860.
Uit deze periode stammen de bastions, courtines, ravelijnen, Westbatterij.
Vanaf 1854 maakt Muiden officieel deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
In 1874 werd in de Vestingwet besloten tot verbetering van de waterlinie.
Voor Muiden betekende dit verbreding van gracht en schansen en bouw van 8 forten (Fort A en B afgebroken in 1955, Fort C: Muizenfort, Fort D: Kazerne, Fort E, Fort F, Fort G en Fort H.
In 1887 kwam fort Pampus gereed.
Vanaf 1901 maakt Muiden officieel deel uit van de Stelling van Amsterdam.
Vanaf 1915 werd besloten de oostelijk linie van de Stelling van Amsterdam naar het oosten (over Uytermeer en Muiderberg) te verplaatsen.
In 1931 werden kazematten in Muiden, Hakkelaarsbrug en Muiderberg gerealiseerd.
De nog bestaande verdedigingswerken zijn Rijksmonumenten.
|
|
| |||||||||||